Drie dagen in Keulen: van Romeinse muren tot Azteekse Chocolade

Keulen, ooit Colonia Claudia Ara Agrippinensium
Lang voor het een bruisende Duitse stad werd, was Keulen een Romeinse kolonie aan de Rijn. In het jaar 50 na Christus gaf keizer Claudius de nederzetting stadsrechten op verzoek van zijn vrouw, Agrippina de Jongere, die hier geboren werd. Zo ontstond Colonia Claudia Ara Agrippinensium; een naam die vandaag nog steeds doorleeft in het moderne Keulen. Een stad gebouwd op lagen van geschiedenis, van Romeinse fundamenten tot gotische torens.
Dag 1: Aankomst en eerste indrukken van Keulen
De rit naar Keulen verliep soepel. De snelwegen werden breder, de bebouwing dichter. Voor we de stad binnenreden, zagen we al de torens van de Dom, hoog en indrukwekkend tegen de grijze lucht. Het voelde alsof ze de hele stad overeind hielden.
Keulen zelf oogt rechtlijnig en helder. We reden voorbij het oude bierhuis, dat niet voelde als toeristische kitsch, maar gewoon als onderdeel van de stad. Ondergronds parkeren bij Quincy was een makkelijke start.

Wandelen door oude en nieuwe straten
Te vroeg om al in te checken, dus besloten we de benen te strekken. Door de drukke Schildergasse liepen we naar de Hohe Straße, een van de bekendste winkelstraten. Terwijl de winkels druk waren met namen en logo’s, keken wij vooral omhoog: naar de gevels waar de geschiedenis zich nog verbergt.
Via de Römerturm kwamen we bij een van de laatste overblijfselen van de Romeinse stadsmuur. De toren, uit basalt en tufsteen, dateert uit de 3e of 4e eeuw. Het is bijna onwerkelijk om zo’n oud monument tussen moderne gebouwen te zien staan. Stil en zwaar, maar nog altijd aanwezig.
De Hahnentorburg: poort vol geschiedenis

Onze volgende halte was de Hahnentorburg, een imposante middeleeuwse stadspoort uit de 13e eeuw. Deze poort is niet zomaar een poort. Vroeger kwamen hier de koningen van het Heilige Roomse Rijk de stad binnen nadat ze in Aken gekroond waren. Ze maakten deze pelgrimstocht om de heilige relikwieën van de Drie Koningen te eren, die bewaard worden in de Dom van Keulen. Door de eeuwen heen veranderde de Hahnentor van militaire toegangspoort in gevangenis, en tegenwoordig is het een plek waar toeristen graag foto’s maken. Zo wisselt Keulen zijn gezichten steeds af: van statig en zwaar naar toegankelijk en levendig.
Foodtruckfestival op de Neumarkt: soon to come!
Op de Neumarkt zagen we al een foodtruckfestival in opbouw. Houten huisjes, vlaggetjes en opgerolde kabels deden beloven dat er morgen veel te proeven en te ontdekken zou zijn.
We slenteren verder zonder doel. Eén keer verkeerd gelopen. Geen spijt. Dat soort dwalen hoort erbij. Opnieuw op koers komen voelt haast als een kleine overwinning.
We duiken nog even Globetrotter binnen, de outdoorwinkel waar je door vier verdiepingen kan dwalen zonder iets nodig te hebben. We doen het toch. Even naar de kelder, waar dat enorme testbad ligt. Een zwembad voor kajaks, midden in de stad. Ik koop een pet. Nutteloos en toch precies wat ik wou.
Inchecken en avondeten

Na het ophalen van onze bagage wandelden we naar het hotel. De Dom bleef ons oriëntatiepunt, altijd zichtbaar, als een stille gids.
Onze kamer keek uit over diezelfde Dom, hoog-gotisch en rijk versierd met krullen, pinakels en luchtbogen. Het gebouw lijkt bijna te leven, alsof het eeuwenlang gegroeid is in plaats van gebouwd.
Voor het avondeten kozen we een Thais restaurant vlak naast het hotel. Pad Thai en Pho Hanoi, simpel en warm, precies goed na een lange dag. Buiten gleed de avond langzaam over de stad. Binnen was het stil en knus.
Die nacht sliepen we met de gordijnen dicht. De Dom verdween uit het zicht, maar bleef voelbaar aanwezig. Achter het steen en de stilte ademde Keulen rustig verder.


Dag 2 – De Dom van Keulen: steen, tijd en verwondering
We werden wakker met een volle planning. Ondanks dat het een feestdag was, bleken de meeste musea gewoon open. Alleen het Gallo-Romeins museum ging aan ons voorbij; tijdelijk gesloten voor verbouwingen. Niet erg. Er bleef genoeg over.
We begonnen de dag eenvoudig. In een kleine broodjeszaak recht tegenover de Dom namen we plaats. Koffie, een vers broodje, wat fruit. Meer moest dat niet zijn. Het voelde als de juiste manier om Keulen te beginnen: kijkend naar de stad, met iets warms in de hand.
Na het ontbijt staken we de straat over. De trappen op, richting het Domplein. En daar stond hij dan opnieuw: de Dom van Keulen. Donker, hoog, grillig van details. Gotiek in zijn meest uitgesproken vorm. Geen enkele lijn is zomaar recht. Alles krult, wijst omhoog, zoekt lucht. We bleven even staan. Stil, niet voor de foto, maar gewoon om te kijken.
We gingen naar binnen.
.



De Dom van binnen: meer dan geloof
Ik ben niet katholiek. Maar je hoeft geen gelovige te zijn om eerbied te voelen voor wat hier gebouwd werd. De Kölner Dom begon in 1248, en werd pas in 1880 voltooid. Meer dan zeshonderd jaar werk – onderbroken, hernomen, telkens verdergezet. Gebouwd op een fundament van geloof, maar ook van doorzettingsvermogen, techniek en visie.
Binnen is het koel en breed. Het licht komt door hoge ramen, gefilterd in kleuren. Elk glas vertelt een verhaal. Onder je voeten liggen grafstenen van aartsbisschoppen, markeringen van mensen die deze plek door de eeuwen heen beheerden of beschermden.
We wandelden langs altaars, schilderijen en beelden. Alles ademt tijd. In de crypte onder de kathedraal ligt Konrad van Hochstaden begraven – de aartsbisschop die de eerste steen van de nieuwe Dom liet leggen. Ook liggen hier relieken en overblijfselen van vroegere kerkleiders, elk met hun eigen geschiedenis.
Centraal in de Dom bevindt zich de beroemde reliekschrijn van de Drie Koningen. Gemaakt in de 12e eeuw door Nikolaus van Verdun, en volgens de overlevering bevat het de stoffelijke resten van de Wijzen uit het Oosten. Om die reden is de Dom al eeuwenlang een bedevaartsoord – ook voor keizers en koningen.
We bleven er even staan. Niet uit devotie, maar uit verwondering. Dit is niet zomaar een gebouw. Het is een plek waar tijd zich heeft vastgezet in steen.


De toren in: trappen, steen en uitzicht
Na ons bezoek aan het interieur van de Dom trokken we opnieuw naar buiten. Tijd voor de klim
Eén van de twee torens van de Dom is toegankelijk voor het publiek. 533 treden, in een spiraal omhoog. Geen lift. Een enkele pauzeverdieping. Eén smalle wenteltrap, gedeeld met iedereen die ook naar boven wil, of al naar beneden komt. Het is een verkeersregelingsconcept op vertrouwen: tegenliggers duik je voorbij met een knik en een hand tegen de muur.
De toren die je beklimt, de zuidelijke, meet 157 meter hoog. Daarmee was hij bij voltooiing in 1880 het hoogste gebouw ter wereld, en is vandaag nog steeds de op één na hoogste kerktoren van Europa. Onderweg passeer je het klokkengedeelte, waar de Petersglocke hangt: de zwaarste vrij bewegende klok ter wereld, meer dan 24 ton. Zelfs stil hangt ze imposant in de ruimte, als een soort bevroren donder.
De klim is pittig. De lucht wordt benauwd, de tredes versmallen. Meer dan eens moet je je in een bocht persen om een groep dalers te ontwijken. Niet iedereen haalt het soepel. Halverwege zagen we twee mensen die de zwaartekracht aan het heroverwegen waren. Bleek, zwetend, tong op de schoenen, de handen stevig geklemd rond de ijzeren leuning. Hun gehijg weergalmde de toren in, hoorbaar tot in de spits. Eén vrouw zat zelfs even op een tree, met gesloten ogen, alsof het plafond van de Sixtijnse Kapel op haar neerviel.
Maar de aanhouder wordt beloond.

Een overzich van de stad
Het uitzicht boven is niet alleen wijd, maar ook dicht. Je staat tussen de gotische spitsversieringen, die van beneden uit kantwerk lijken, maar van dichtbij zware sculpturen zijn. Je ziet de stad liggen als een vlak tapijt, met de Rijn als ruggengraat en de moderne skyline in de verte. Bruggen, pleinen, kerken; het hele weefsel van Keulen ontvouwt zich rondom je. De wind waait anders daarboven. Koeler, stiller. Alsof ook het geluid even moeite heeft om zo hoog te raken.
We bleven een tijdje staan. Niet voor de foto, maar gewoon om te kijken.


De Schatkamer; Niet om te plunderen maar om te bezichtigen
Nadat we onszelf weer naar beneden hadden gewurmd, dezelfde wenteltrap, maar nu met nog meer tegenliggers, was het verschil duidelijk. De ochtendklim was fysiek, de afdaling logistiek. De trappen vulden zich met mensen die dachten dat ze er wel eens op hun gemak naar boven zouden wandelen. Halverwege veranderde dat gemak in spijt. Wij daalden rustig verder.
Beneden dachten we: nu de schatkamer. Maar zoals alles met ‘schat’ in de naam, was de toegang minder rechtlijnig. We dwaalden om de Dom heen, niet één maar twee keer langs de bekende gesloten poort. Tot we ontdekten dat de ingang tijdelijk in de Dom zelf lag. Terug naar binnen dus. Opnieuw langs het schip, opnieuw onder de gewelven.
De schatkamer van de Dom is geen theatrale plek. Geen gouden deurtjes of dramatische belichting. Eerder koele ruimtes onder de kerk, in lagen die steeds dieper lijken te gaan. De verzameling is indrukwekkend. Kelk na kelk, reliekhouder na reliekhouder, sommige in de vorm van kruisen, andere als miniatuurkapellen in edelmetaal en bergkristal. Achter glas liggen habijten van kardinalen en aartsbisschoppen, rijk geborduurd met gouddraad, met patronen die je alleen nog herkent uit oude schilderijen.
Een van de zalen toont monstransen, stafkoppen, zegelringen, rozenkransen en mantels. Een tijdlijn in textiel en metaal. Hier zie je de macht van de kerk, maar ook de zorg waarmee die macht verpakt werd. Zelfs de sleutels waren versierd.
Dieper in de crypte daal je af naar de fundamenten van een Romeinse villa. Keulen is oud, dat voel je hier letterlijk onder je voeten. Op deze fundamenten werd de Dom gebouwd, laag op laag, geloof boven geschiedenis. In een aparte nis ligt een graf: dat van een Frankische jongen en zijn moeder. Hun resten werden hier gevonden, samen begraven, in een kleine sarcofaag. Geen pracht, geen marmer. Enkel stilte. Alsof zelfs de schatten erboven weten dat dit het echte hart van de plek is.
We bleven even hangen, daar onder de grond. Tussen vitrines en verhalen, tussen stilte en stenen. Daarna naar boven, de zon weer in. Alles bleef even warm, maar toch leek de stad veranderd. Misschien waren wij het wel.
Foodtruckvlaggen en cacaogoud
Na de klim, de afdaling, de schatten, en een korte pauze in de schaduw van de Dom, werd het tijd voor iets met minder stenen en meer smaak. We nemen de deelstep. Die dingen zijn fantastisch op citytrips. Even scannen, opstappen, en glijden door de stad. De wind in het gezicht, voeten op het platform, Keulen flitst voorbij.
Het is middag, de zon hangt hoog, en we rijden richting Neumarkt. Daar was gisteren al iets in opbouw. Vandaag staat het er vol: een foodtruckfestival in volle glorie. Wat een verschil met thuis. Waar een Belgisch foodtruckfestival vaak blijft steken in hamburgers, friet en een enkel wokgerecht, is dit iets helemaal anders. Hier draait het om wereldkeuken, vers bereid, dampend geserveerd uit kleine keukens op wielen.
We schuiven aan bij Argentijnse steaks, Koreaanse fried chicken, Japanse kara-age, Mexicaanse tacos en tortillas. Er is Marokkaanse en Turkse streetfood, krokant en geurend. Cocktailbars serveren mojito’s, caipirinhas en mocktails met passievrucht. Overal klinkt muziek, maar niet té luid. Je hoort nog net de sissende bakplaten en het geroezemoes van mensen die iets nieuws proberen.
We eten staand, zittend op een trap, leunend tegen een kraam. Alles smaakt goed. Niet alleen het eten, ook de hele sfeer. Hier, midden in de stad, zit een stukje van de wereld bij elkaar op plastic bordjes.
Na het eten stappen we opnieuw op. De stad wacht. Richting de Malakoffturm, waar een ander soort schat op ons ligt te wachten: het chocolademuseum.
Want chocolade is meer dan een lekkernij. Eeuwen geleden al werd cacao als iets goddelijks beschouwd. Bij de Olmeken, Maya’s en later de Azteken was cacao een heilige boon. Men geloofde dat cacao van de goden kwam. De Maya’s gebruikten het in rituelen en als valuta. Bij de Azteken dronk men het als bittere, schuimende drank – vaak gemengd met chili en kruiden – en was het zelfs waardevoller dan goud. De Spaanse conquistadores namen deze “bruine schat” mee naar Europa, waar de zoete variant pas later ontstond, met suiker en melk.
Het chocolademuseum in Keulen vertelt die hele geschiedenis. Van boon tot reep. De route loopt langs tropische kassen waar echte cacaobomen groeien, met bolvormige vruchten die openbarsten in de zon. Je leert over de oogstmethoden, de fermentatie en het drogen. Er is aandacht voor de grote productieregio’s: West-Afrika, de Amazone, en de plantages in Azië.
In het productieatelier zie je hoe chocolade wordt geroosterd, gemalen, gemengd en gegoten. Machines draaien langzaam, als in een choreografie van glanzende messen en warme vormen. Een kleine lopende band eindigt in de beroemdste attractie van het museum: de chocoladefontein. Gouden vloeibare chocolade stroomt in een bronzen lelie. En ja – je mag proeven. Een wafel, een druppel chocola, en dan die blik van “nog eentje?” bij iedereen in de rij.
We eindigen het bezoek in het museumcafé. Met uitzicht op de Rijn, waar schepen langzaam voorbijglijden, drinken we een warme chocolademelk. Klassiek of met een scheut rum – er is keuze genoeg. Binnen staan vitrines vol met de mooiste patisserie, taarten en gebak, alles met chocolade als hoofdingrediënt. Het ruikt er naar cacao, suiker en versgebakken deeg. We kiezen een gebakje, nippen van onze drank, en laten de namiddag voorbijstromen net als het water buiten.
Buiten ligt de Malakoffturm in het licht. En wij, wij zijn een beetje kleverig van de chocolade, maar vooral heel tevreden.
Tijd om terug naar het hotel te wandelen, langs de Rijn, waar de hele stad zich lijkt te verzamelen in een sociaal gebeuren van muziek en vriendschap.



Dag 3: Marktstenen en mistige plannen
De ochtend begint zonder haast. We zijn alledrie dagen wakker geworden met uitzicht op de Dom, maar vandaag sluiten we de gordijnen net iets trager. De stad is wakker, maar niet luid. We wandelen zonder doel richting Alter Markt, het oude marktplein van Keulen. Geen groots gebaar, geen flitsend plein vol glans, maar een plek die duidelijk lagen draagt.
Alter Markt is een van de oudste pleinen van de stad, al in de middeleeuwen het centrum van handel en ontmoeting. Hier werden markten gehouden, toernooien uitgevochten, vonnissen uitgesproken. De gevels rondom zijn een mix van oud en heropgebouwd, zoals veel in Keulen. Oorlog liet littekens achter, maar de stad repareerde zichzelf. De Jan von Werth-fontein midden op het plein verwijst naar een lokale legende over een soldaat en zijn verloren liefde; een Keulse Romeo met minder rozen en meer rumoer.
We slenteren door de kleine straten eromheen. De cafés openen langzaam. De zon zoekt haar weg tussen de gevels. Het is zo’n ochtend waarin je voelt dat je aan het uitdrijven bent, de stad loslaat in stukjes.
Eigenlijk stond iets anders op het programma: het Römergrab in Weiden, een Romeins grafmonument net buiten het centrum, ontdekt in de 19e eeuw bij graafwerken. Het is een van de best bewaarde Romeinse graven ten noorden van de Alpen, daterend uit de 2e eeuw na Christus. Oorspronkelijk hoorde het bij een Romeinse villa langs de Via Belgica, de Romeinse weg die Keulen met Boulogne verbond. Het interieur bevat muurschilderingen en grafnissen, een zeldzaam inkijkje in hoe de Romeinen hun doden vereerden. Maar helaas: gesloten wegens niet open. We kijken nog even op de website. Geen misverstand. Gesloten.
En dus, met weinig drama en wat overleg op een bankje, gooien we het plan om.
We nemen de auto en rijden richting Nederland. Een uurtje later stappen we Roermond binnen, langs de paden van het outletdorp. Van oud Keulen naar nieuwe koopjes. Schoenen, truien, koffers… die laatste hadden we misschien beter eerder gekocht. Het contrast met de voorbije dagen is groot, maar het hoofd is nog bij de stenen, de spitsbogen, de torens, de pleinen.
Keulen is afgerond. Niet afgesloten. Daarvoor leeft ze te luid, te gelaagd, te echt.

